
WOORDENBOEK
lo•xo•´dro•mer (een ~)(de ~ (m.))
1. voortbrengsel van de natuur, van arbeid of nijverheid, van kunst of van een chemisch proces
2. daad door loxodrome
3. loxodrome employee
4. fantasie wereld, luchtspiegeling, fata morgana
5. dat wat is uitgedacht en in schets gebracht, dat wat voortgebracht is uitkomst van een vermenigvuldiging
​
lo•xo•´dro•men (ww.)
1. het werken, het verrichten van een taak
2. bezigheid, bron van inkomsten
3. plaats waar loxodromers werken
4. wat gedaan moet worden
5. uitdenken en in schets brengen
6. beramen, opstellen
 
lo•xo ´go (een ~)
1. sein om te beginnen, toestemming
 
lo•xo ´fi•lia (de ~ (v.))
1. vriendschappelijke gevoelens naar
2. neiging naar
3. abnormale eetlust of trek in
 
lo•xo ´fo•bia (de ~ (v.))
1. irreële, ziekelijke angst voor een onbekend, niet eigen product
2. een aanhoudende, abnormale en irritante angst voor een voorwerp of situatie dat het vermijden van het  voorwerp of de situatie afdwingt, ondanks de bewustzijn en geruststelling dat het voorwerp of de  situatie niet gevaarlijk is
3. een sterke angst, afkeer of antipathie
4. gebrek aan verbondenheid
 
lo•xo•´fol•ly (een ~ )
1. kostbaar maar nutteloos gebouw
2. dwaasheid, domheid
lo•xo•´foon (de ~ (m.))
1. instrument dat aangeblazen wordt
2. telefoontoestel
3. telefonische oproep of telefonisch onderhoud
 
lo•xo•´fo•nic (bn.)
1. klanken gemaakt met een loxofoon
2. per loxofoon
3. de loxofoon betreffend
 
lo•xo•´foon•boom (de ~ (m.))
1. interne loxofoon cirkel
lo•xo ´from•me•l (een ~ )
1. een tersluiks of slordig weggestopt product
 
lo•xo ´no (een ~)
1. sein om te stoppen
2. verwerping van een voorstel
 
lo•xo•´probe (de ~ (m.))
1. een terreinverkennende, experimentele vooruitgang of onderzoek
2. in luchtgebonden bijtanken van een vliegtuig de pijplijn op het ontvangende vliegtuig uitgestoot naar het anker van een bezorgend vliegtuig
3. sonderen, peilen
 
lo•xo•´toxic (bn.)
1. giftig, als gif werkend
2. gekenmerkt door vergiftiging
 
lo•xo•´toom (de ~ (m.)) (het ~)
1. troep die bij elkaar hoort
2. het kleinste deeltje
3. iets dat zeer klein en nietig is
